Skip links

Vermogensrendementsheffing niet in strijd met Europese richtlijnen

Vermogensrendementsheffing niet in strijd met Europese richtlijnen

De Bond van Belastingbetalers is niet tevreden met de huidige heffing. De heffing gaat uit van een fictief rendement van 4 procent op vermogens, waar vervolgens 30 procent belasting over moet worden betaald. Dezelfde rendement van 4 procent werd, desondanks de afgelopen jaren vanwege de lage rente, amper behaald.

Als reactie op de vastgestelde heffing heeft de Bond van Belastingbetalers een proces aangespannen. Volgens de klagers is de heffing in strijd met het eigendomsrecht, zoals deze staat vastgesteld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De belastingkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft tijdens een proefproces echter bekend gemaakt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met de Europese richtlijnen.

Geen bewijs

Vanwege een tekort aan bewijs stelt de rechtbank de aanklagers in het ongelijk. Het is niet bewezen of het rendement van 4 procent onhaalbaar was voor particulieren beleggers. Daarenboven, mochten spaartegoeden daadwerkelijk niet de 4 procent rendement opleveren, dan is deze informatie volgens de rechtbank niet voldoende om de aanklagers in het gelijk te stellen.

Volgens de rechtbank is het niet eerlijk om in de zaak alleen te kijken naar spaartegoeden, omdat er meerdere manieren bestaan om het vermogen te investeren. Er wordt geen verschil gemaakt tussen het type bezitting als men kijkt naar het vermogensrendementsheffing.

Betrokkenheid

Daarbij werd door de rechter duidelijk kenbaar gemaakt dat het mogelijk was voor iedereen om een rendement van 4 procent te behalen in de praktijk over een langere periode, zonder al te veel risico’s te nemen.

Bovendien stelde de rechter voor dat belastingplichtigen met een betrokken houding, zonder te veel risico, ook rendement konden vangen op hun bezittingen door bijvoorbeeld te beleggen in staatsobligaties.

Dezelfde zaak

In 2010 en 2011 speelde zich een soortgelijke zaak af waarin belastingplichtigen stelden dat het rendement te veel afwijkt van het rendement dat werkelijk behaald kon worden. Echter oordeelde de Hoge Raad in dat jaar dat het rendementsheffing niet in strijd was met de Europese wetgeving. De Hoge Raad zag daarom geen reden om in de huidige zaak anders te oordelen.

Tegenslag

Een tegenslag voor de Bond voor Belastingbetalers, na de uitspraak van de rechtbank. “Het is teleurstellend om te constateren dat de rechtbank niet de moed lijkt te hebben om spaarders rechtsbescherming te bieden”, zegt voorzitter Jurgen de Vries van de Bond voor Belastingbetalers.

“Een ander opvallend aspect in de uitspraak van rechtbank Breda is dat de nadruk wordt gelegd op het moeten beleggen in staatsobligaties. De wetgever zou burgers dus in feite verplichten om wel degelijk risico te nemen”, werd door de organisatie gesteld.

De uitspraak van de rechtbank heeft geen definitieve gevolgen voor de bond. Het is slechts de eerste uitspraak uit een som van zes zaken waarbij de Bond van Belastingbetalers betrokken is.

Ondanks de uitspraak moeten er nog uitspraken volgen van andere rechtbanken. Samen worden deze uitspraken voorgelegd aan de Hoge Raad, die de beslissende vonnis bepaald. Dit kan overigens nog een tijd duren. De bond maakte echter kenbaar dat de procedure voor hen nog niet verloren is.  

Afwijkende belastingberekening

Voortaan worden drie vermogensschijven gebruikt waarbij twee belastingtarieven gehanteerd worden. De belasting berekening zal daarom afwijken van de voorgaande berekening.

De eerste schijf wordt tot een bedrag van 75.000 euro twee derde belast met 1,63 procent, dit gaat om het belastbare inkomen. Over de rest wordt 5,39 procent gerekend. Vervolgens wordt 30 procent belasting betaald over dit berekende voordeel.

De tweede schijf loopt van 75.000 tot 975.000 euro. In deze verhouding wordt alleen 5,39 procent gebruikt voor de hoogste schijf.